Hoe werkt de psychoanalyticus?
Soms is het, als
mensen aankomen, heel lastig, een puinhoop, jammer genoeg. Mensen zijn verloren. Je moet de
dingen opnieuw kaderen. De psychoanalyticus kan daarbij helpen op basis van
zijn levenservaring, of meer specifiek op basis van zijn klinische ervaring met
mensen in moeilijkheden. Meer dan eens vragen mensen die hem raadplegen met
klem wat er mis is en wat ze moeten doen, ze vragen dat en niets anders. En het
kan werken, met goede adviezen van iemand die een zekere afstand tot het leven
heeft bewaard en die geen gebrek heeft aan realiteitszin. Als dat het geval is,
is het perfect, niets te zeggen.
Maar we moeten ons
realiseren dat het in veel gevallen niet werkt. Of dat mensen al alles
geprobeerd hebben wat het gezond verstand hun voorschrijft. Als de persoon die
de psychoanalyticus raadpleegt dan meer en iets anders wil, of als het advies
vol gezond verstand niets oplevert, kan een psychoanalytisch werk beginnen in
de eigenlijke zin van het woord, langzamer, meer in de diepte.
In dit geval luistert
de psychoanalyticus en grijpt hij in wanneer hij het nodig acht, zonder
noodzakelijkerwijs direct te antwoorden op wat hem gevraagd wordt.
Hij zou zich kunnen
gedragen als de perfecte expert wiens raad altijd het gewenste resultaat zal
opleveren. Maar als psychoanalyticus geeft hij er de voorkeur aan de rol van
een geleerde onwetende op zich te nemen, vol aandacht voor de manier
waarop een bepaalde persoon zich in het leven genesteld heeft. Hij moedigt
mensen aan tot verandering, maar op hun eigen manier. Hij kan dit of dat
voorstellen en helpen om mogelijkheden te verkennen, maar uiteindelijk is het
de persoon die hem raadpleegt die beslist, zoals hij wil, zoals hij kan, zoals
hij moet.
Wat de psychoanalyticus kenmerkt is niet zozeer dat hij bvb. werkt met stress of depressie, of zich inlaat met psychosomatische stoornissen of persoonlijkheidsstoornissende maar wel de manier waarop hij of zij daarmee omgaat. Wat hem kenmerkt is zijn verlangen om een persoon te ontmoeten, en van daaruit te werken.
Hij weet bijvoorbeeld wat een dwangneurose of een schizofrene psychose is. Hij kan zulke diagnoses stellen en zou dan op grond daarvan kunnen beslissen om deze of gene verplichte therapeutische strategie te volgen. Maar hij verkiest elke ontmoeting zorgvuldig en geduldig op te bouwen. Hij hoort het onmiddellijke verzoek van degenen die hem raadplegen, zeer zeker, maar hij onthoudt zich van een onmiddellijk antwoord. Hij wacht om te zien of het ene voor de hand liggende probleem misschien wel een ander verbergt. Hij heeft aandacht voor symptomen maar en probeert probeert de symptomen niet uit te schakelen voordat hij heeft begrepen wat er op het spel staat, zonder dat iets in de plaats kan gesteld worden. Hij verlangt de de betekenis ervan te begrijpen in de context van een heel leven, het leven van een persoon met zijn eigen verhaal, telkens een ander.
Zowel de psychoanalyticus als zin patiënt werken met woorden : woorden die worden uitgewisseld in de context van een menselijke relatie vol emoties. Al deze woorden tellen mee, zeker waar ook stilte kan heersen en het toegestaan is om niet de hele tijd te spreken. Woorden en stiltes tellen, ze kunnen evenveel effect hebben als daden. We weten allemaal hoe lof en beledigingen mensen beïnvloeden. Maar het is niet minder belangrijk wanneer een persoon zichzelf eindelijk toestaat om te praten over dingen die anders worden onderdrukt, die onhoorbaar, sociaal ongepast, tegenstrijdig of absurd lijken. Evenzo kan een onverwachte interpretatie van valse vanzelfsprekendheden, destructieve gedachten of pijnlijke verwarring helpen om nieuwe paden vol beloften te bewandelen. Het is ook de moeite waard om af en toe uit de tredmolen van het dagelijks leven te stappen, om zich af te vragen wat men precies voelt, zegt en doet, en om, indien nodig, daar iets aan te veranderen.
Dit alles is gemakkelijk te zeggen, maar moeilijk te doen, zowel voor de patiënt als voor de psychoanalyticus. Want men moet niet geloven dat de analist en de psychoanalyticus gewoonweg hetzelfde zijn. Het lijden van de eerstgenoemde heeft nood aan de empathie, het geduld en de erkenning van de laatstgenoemde, Ze verdienen zijn volledige aandacht. Maar we moeten hieruit niet concluderen dat de patiënt en de psychoanalyticus dubbelgangers van elkaar zijn, een soort tweelingen, elkaars echo. Dat zijn ze niet. En dat hoeft ook niet.
Het is altijd aanlokkelijk om zich geliefd te maken bij zijn patiënt, door hem op een wat goedkope manier te verleiden, door hem altijd naar de mond te praten en te doen geloven dat men hem begrepen heeft, dat men de dingen precies op dezelfde manier aanvoelt als hij, dat men het eens is met wat hij zegt, en dat men op dezelfde manier zou handelen als hij doet. Ik zal niet beweren dat gevoelens, gedachten en handelingen niet gelijk kunnen lopen, maar als we het daarbij laten, als we nooit kunnen ontwaken uit dit veel te denkbeeldige en veel te eenvoudige geloof, dan gaan we nergens heen : we worden gedwongen om in een wereld te leven met twee kampen. Een wereld waarin onbetwistbare loyaliteit aan sommige mensen, of zelfs onderwerping aan misleiding en manipulatie door diezelfde mensen, wordt vervolledigd met felle en totale vijandschap ten opzichte van alle andere mensen. Ik geloof dat de relaties tussen mensen veel complexer zijn dan dat, en ik geloof dat ze het verdienen om als zodanig te worden ontwikkeld en gehuldigd. Het is hard werken, maar dat is nu eenmaal wat het menselijk leven is: een vat vol onzekerheden en verrassingen, een goed recept voor een lach en een traan.
Juist om niet in een dergelijke denkbeeldige valkuil te trappen en om de wereld van verschillen die de psychoanalyticus en zijn patiënt van elkaar scheidt, te kunnen inschatten, doet elke psychoanalyticus een persoonlijke analyse. Hij gaat zelf in analyse voordat hij zijn beroep uitoefent, voordat hij naar anderen luistert en voordat hij met hen in dialoog gaat om de afstand te overbruggen die mensen die elkaar nog niet kennen van elkaar scheidt. En het is om dezelfde redenen dat veel analisten regelmatig met hun collega's praten over hun werk, zelfs na vele jaren van professionele activiteit. Ze willen er zeker van zijn dat de nodige voorzichtigheid die ze in het begin aangeleerd hebben, wordt gehandhaafd.